Geschiedenis
(Bouw)fase 1 - 12e eeuw t/m 1795
Typologie |
Zaaltoren |
Zichtbare toestand: |
Intact |
Typologie tekst:
Dit is educated guess
Bron: [Gaauw, 1990](Bouw)fase 2 - 1795 t/m heden
Zichtbare toestand: |
Vlak terrein |
Bezitgeschiedenis:
Het kasteel zou in 1117 gesticht zijn door ene Milo, aan wie Mierlo haar naam ontleent. Waarschijnlijk was Gerard van Mierlo een van de eerste heren van Mierlo, hij werd in 1110 al genoemd. Via huwelijk kwam de heerlijkheid Mierlo aan Hendrick Moedel. Via huwelijk kwam het goed in handen van Hendrick van Langel, die door de hertog van Brabant met het dorp en het gerecht van Mierlo werd beleend. Gozewien van Moedel was in 1335 heer van Mierlo, en die verkocht het goed in 1337 aan Otto, heer van Cuijk en Heverle. Via vererving komt het goed in handen van Jan II, heer van Cuijk en vervolgens aan Jan III van Cuijk, die het in 1358 verkocht aan Jan Dicbier. Hendrick Dicbier, schout van Den Bosch werd de volgende heer van Mierlo. In 1397 werd hij door hertogin Johanna beleend met Mierlo, met inbegrip van het hoog- en laaggerecht aldaar. Via vererving kwam het goed uiteindelijk bij Henrick de Swaeff, die in 1501 ermee werd beleend. Op 8 augustus 1518 werd Eustaes van Rubempré met Mierlo beleend. Diens voogden verkochten de zaak echter nog dezelfde dag aan Erasmus van Grevenbroeck, heer van Bijlreveld.
In 1736 werd het kasteel, inclusief de hoeve, getaxeerd op 5.000 gulden en dat was evenveel als de windmolen van Mierlo. Dit bedrag geeft aan dat de bouwkundige toestand op dat moment al zeer te wensen overliet. In 1795 werd het eerste gedeelte van het kasteel gesloopt en begin 1800 was er bovengronds van de hoofdburcht niets meer te zien, de kadastrale kaarten geven in 1832 nog wel de contouren aan van de voorburcht. De poort naar het kasteelcomplex is tot omstreeks 1948 als laatste in de weilanden overgebleven.