Geschiedenis
(Bouw)fase 1 - 14e eeuw, 1e kwart t/m 1778
Typologie |
Rechthoekig kasteel |
Afm. hoofdburcht (m) |
30 x 10 |
Zichtbare toestand: |
Intact |
Bewoond door: |
Kastelein |
Sociale klasse: |
Hoge adel |
In 1307 was het nog maar een kleine gebouw, wat in handen was van de Johannieterorde.
Het kasteel in Hattem is het enige goede voorbeeld van grote torens met nauwelijks kwetsbare muren. Andere voorbeelden zijn Nunney in Engeland en Rambures in Frankrijk.
De twee dikste torens hadden een doorsnede van 24m en 7m dikke muren.
In 1778 is de ruïne van de Dikke Tinne gesloopt met het doel de grote hoeveelheid stenen te verkopen
(Bouw)fase 2 - 1778 t/m heden
Typologie |
< Geen > |
Zichtbare toestand: |
Ruïne |
Materiaal hoofdgebouw: |
Baksteen |
Aanval(len) op kasteel
1580 Bezitgeschiedenis:
Het huis wordt voor het eerst genoemd op 19 September 1361, toen Agnes, de weduwe van Johan van Buchorst, verklaarde verzoend te zijn met Eduard, hertog van Gelre . In dit stuk wordt tevens gesproken van de schade, die eertijds dit huis berokkend had, wat betekent dat dit huis reeds eerder bestond. Verder is bekend, dat 10 November 1400 Katharina van Beieren, echtgenote van hertog Willem I, stierf. Zijn lijk werd op 25 „van den eersten Soemermaend" 1401 van den burcht uit door haar hovelingen en juffrouwen naar Monnikhuizen overgebracht. Later heeft hertog Reinald IV dit huis versterkt, dikwijls logeerde hij hier met zijn gezin [Hoefer, 1904].
Historische betekenis:
In de veertiende eeuw liet de hertog aan de rand van zijn grensvesting Hattem voor zichzelf een kasteel bouwen, wat in 1404 werd gemoderniseerd. Deze modernisering behelsde in ieder geval twee torens met een diameter van 21 meter een muurdikte van zes tot zeven meter die qua afmetingen uniek in Nederland waren. Het kasteel werd later met recht "De Dikke Tinne" genoemd. Regelmatig woonde de hertog hier met zijn hofhouding.
Archeologisch onderzoek:
Halbertsma 1983:
Tijdens het onderzoek kon de fundering van de noordelijke der beide zwaarste torens grotendeels worden blootgelegd, alsmede een gedeelte van de aansluitende binnenplaats en de aanzet van de tegenover gelegen andere zware toren. De middellijn der voeting van de onderzochte toren bedroeg 23 meter, de muurdikte circa 7,25 meter.
In het opgaande werk was een waterput uitgespaard welke tot in de puinlaag onder de fundering reikte. De binnenplaats
tussen de vier torens besloeg een rechthoek van ca. 9,5 bij 41 meter.
Van de brug tussen de noordelijkste der beide kleinste torens en de kademuur langs de Adelaarshoek bleken enkele paalstompen in de grachtbodem bewaard te zijn gebleven. Een volledige opgraving van het kasteel lag niet in de bedoeling en zou, afgezien daarvan, ook moeilijk te verwezenlijken zijn geweest wegens de huidige bebouwing ter plaatse van deze hertogelijke dwangburcht.